Sociaal hulpverleners Mirjam en Lucas zegden hun werk op om thuis te zorgen voor zes uithuisgeplaatste en hun drie eigen kinderen. Het pleeggezin met professionals is in opkomst.

HAASTRECHT – ‘Ben je daar bang voor?’, vraagt Lucas Pinkse, wijzend naar de grommende Amerikaanse pitbull in de hoek van de kamer. ‘Nee? Dan laat ik hem uit zijn kooi, daar wordt Bono altijd een stuk vriendelijker van.’

Het is een opvallende kennismaking met de eerste bewoners van gezinshuis ValBiDam. Op het eerste gezicht geven Lucas’ kale kop, onderarmen vol tattoos, oorbellen en hond Bono niet het idee dat hier kinderen op het rechte pad worden gezet. Lucas is samen met zijn vrouw Mirjam voltijdsgezinsouder van zes uithuisgeplaatste kinderen. ‘Omdat ik niet erg pedagogisch verantwoord overkom, zit ik vaak op een lijn met de ouders en de uithuisgeplaatste kinderen’, zegt Lucas met een lach.

De kinderen die bij Lucas en Mirjam wonen zijn uithuisgeplaatst omdat hun biologische ouders om uiteenlopende redenen niet voor ze kunnen zorgen. Voor een pleeggezin zijn de jongeren, door de ernst van hun problematiek, vaak niet geschikt en in een tehuis zouden ze te maken krijgen met steeds wisselende begeleiders. ‘Ieder kind heeft recht op een gezinssituatie’, zegt Lucas. ‘We bieden ze structuur en elke dag dezelfde gezichten, zo leren ze op jonge leeftijd zich te binden.’

Lucas en Mirjam beëindigden vier jaar geleden hun dienstverband als sociaal hulpverlener om een gezinshuis te beginnen. Hun achtergrond onderscheidt het huis van een regulier pleeggezin, waar de ouders geen zorgprofessionals zijn. Daarom is het toegestaan dat er in een gezinshuis meerdere uithuisgeplaatste kinderen wonen.

Met hun eigen twee zoons en dochter boven op de zes opgevangen kinderen, zit het huis aan de Hoogstraat in Haastrecht bomvol. Negen deurtjes op de eerste en tweede verdieping verraden nauwelijks dat er kamertjes achter schuilgaan. Maar ondanks de ruimtes van soms minder dan drie vierkante meter, bieden allen een kijkje in de voorkeuren van de bewoner. In de kamer van Shivanie (11) hangt een poster van Nick & Simon, Lucas’ jongste zoon Damiaan (10) heeft duidelijk een voorkeur voor Real Madridvoetballer Cristiano Ronaldo, terwijl Ritesh (13) niet achter zijn spelcomputer is weg te slaan.

Onderneming
De televisie en laptop op elke kamer springen in het oog. ‘Wij zijn een zelfstandige onderneming, waardoor we het geld efficiënt kunnen besteden’, zegt Lucas. ‘Grote, logge zorgorganisaties kunnen dat vaak niet. Wij hebben geen directieleden die in dure auto’s rijden en dure panden bezitten. Het meeste geld wordt besteed aan de kinderen.’

Voor ieder uithuisgeplaatst kind krijgt een zorginstelling van de provincie 3.500 euro per maand. Hoewel ValBiDam onafhankelijk is, leggen Lucas en Mirjam verantwoording af aan de regionale zorginstelling LSG-Rentray, die 900 euro per kind opstrijkt. Van de overgebleven 2.600 euro wordt alles betaald: eten, kleding, school, de hypotheek, kampeervakantie aan de Loire en wintersport in Val Thorens.

Lucas en Mirjam proberen geen onderscheid te maken tussen hun eigen kinderen en de kinderen die ze opvangen. ‘Als ze net als onze kinderen een nachtzoen willen’, zegt Mirjam, ‘dan kunnen ze die krijgen.’

Tegen half vier druppelen de eerste kinderen binnen. Na school is het regel dat iedereen eerst thuis zijn gezicht laat zien. Hoewel de woonkamer met drukke schilderijen en tal van kleine snuisterijen nog het meest weg heeft van Pippi Langkous’ Villa Kakelbont, blijft het rustig.

Drie jongens beginnen direct aan hun huiswerk voor de volgende dag. ‘Is een abces een etterbuil?’, vraagt Jouad (10) terwijl hij het woord net in de online-encyclopedie Wikipedia heeft opgezocht. Hij zou zijn biologische moeder liever vaker zien dan een keer in de zes weken; meer wil hij er niet over kwijt. Shivanie staat verlegen in de hoek, ze is samen met haar broertje Ritesh vier jaar geleden uit een instelling gehaald, waar ze zat omdat haar moeder verstandelijk gehandicapt is en niet goed voor hen kan zorgen.

Soms wel druk
Als laatste komt dochter Bibelot (12) thuis. Die vindt al die andere kinderen over de vloer niet erg. ‘Het is alleen maar goed wat mijn ouders doen voor die kinderen.’ Zo denkt de oudste zoon Valentijn (14) er ook over: ‘Ik wil later ook een gezinshuis beginnen, dus kan ik veel leren van mijn ouders. Al is het soms wel druk in huis, maar ik krijg genoeg aandacht hoor.’ Dat beaamt moeder Mirjam: ‘We zijn nu altijd thuis.’

Het liefst zou Lucas een gezinshuis willen met jongeren met zware problemen. Maar pas als zijn eigen kinderen uit huis zijn. Recentelijk woonde er een jongen in ValBiDam die crimineel gedrag vertoonde. Lucas heeft hem eruit gezet omdat hij zijn kinderen niet op jonge leeftijd bloot wil stellen aan jongens die verzeild zijn geraakt in de criminaliteit. ‘Op een gegeven moment stonden hier twintig jongens voor de deur die een appeltje met hem te schillen hadden’, zegt Lucas. ‘De veiligheid van de andere kinderen kwam in gevaar, dat was de grens.’

‘Bewezen beter en goedkoper’
Gezinshuizen voor uithuisgeplaatste jongeren zijn in opkomst als alternatief voor tehuizen. Hun aantal is in drie jaar gestegen van 166 tot bijna 300. Ruim 1.000 jongeren krijgen daardoor professionele hulp in een gezin.

Dat blijkt uit schattingen van de Alliantie Kind in Gezin, een coalitie van maatschappelijke organisaties die ernaar streeft zo veel mogelijk uithuisgeplaatste kinderen onder te brengen in een gezin.

In gezinshuizen leven jongeren van 0 tot 23 jaar die door problemen in de gezinssituatie niet langer thuis kunnen wonen. In tegenstelling tot een pleeggezin, is minimaal een van de gezinshuisouders een professionele hulpverlener.

Voor Marc Engberts van de alliantie is het gezinshuis met pleegzorg hét alternatief voor tehuizen van zorginstellingen. In 2015 verandert de Jeugdwet en wordt de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdzorg; volgens Engberts de kans om het systeem anders in te richten.

‘Kleinschaligheid komt helemaal terug’, zegt Engberts. ‘Gezinshuizen hebben bewezen een bijdrage geleverd aan betere en goedkopere opvang van uithuisgeplaatste kinderen. Doordat gezinshuisouders fulltime werken voor het gezinshuis, ervaren de ‘inhuisgeplaatste’ kinderen het ritme en de warmte van een ‘normaal’ gezinsleven, maar krijgen ze ook de begeleiding die past bij hun emotionele problematiek.’